Ik was in Alle, tegen de Franse grens. Het dorp ligt aan de Semois, die na de laatste IJstijd voor diep ingesneden dalen zorgde.
Het zou veel gezegd zijn om Alle ‘de parel van de Semois’ te noemen. Die titel is misschien eerder weggelegd voor het verderop gelegen Vresse, al ben ik daar nog niet geweest en hou ik dus met het ergste rekening.
Vresse, Alle.. de Duitsers die hier op vakantie komen lachen wat af. ‘Alle’ betekent in plat-Duits ‘weg’ of ‘verdwenen’. ‘Mein Fahrrad ist alle’, zou een Duitser zomaar kunnen zeggen. Of ‘Mein Fressen ist alle!’, dan heeft ‘ie er meteen twee in één keer.
Dat Alle ‘weg’ was, is ook weer teveel gezegd. Maar het dorp ademde de sfeer van vergane glorie uit. Ooit, ooit kwam hier de fine fleur van Europa in verlof. Aan de toestand van het verfwerk te oordelen, moet dat ongeveer net na die laatste Ijstijd zijn geweest. Daarna kwam het massa-toerisme en het onvermijdelijke formica-meubilair. Maar zelfs dat had inmiddels zijn beste tijd gehad en kreunde nu onder het gewicht van scouts-kinderen op gummi-laarzen en dagjesmensen met obesitas. Of omgekeerd, net zo makkelijk.
Ik boekte hier een tijd terug een hotel, maar de bazin verwittigde mij telefonisch dat er een kermis bij haar voor de deur plaatsgreep. Ik vroeg haar hoe laat de kermis gedaan was. ‘Half drie ‘s nachts’ antwoordde ze met een aan wanhoop grenzende berusting. Dat was voor een nachtbraker als ik zelfs te gortig, bovendien moest ik vroeg op. Ik liet dus omboeken en kwam een eindje verderop terecht, in een keurig hotel. Met zeepjes op de badkamer en een schoenborstelmachine in de gang.
Maar de kermis lonkte. Ik nam na het eten poolshoogte op het dorpsplein, alweer met het ergste rekening houdend.
Er stond een mini-zweefmolen, een schiettent, een frietkot en een smoutbollenkraam. Oja, en een gokwagen waar dames op Las Vegas-leeftijd hun pensioen verkwanselden.
Rond het oorlogsmonument stond een danstent opgesteld waar ze nog gewoon Abba draaiden. En Luv. Er was ook een heater die een stevige petroleumwalm uitbraakte. Zonder dat het daarmee aantoonbaar warmer werd overigens.
Jongens met karpatenkoppen konden nauwelijks nog op hun poten staan van de drank – het was amper half negen – en de meisjes stonden wat aan elkaar te plukken. Op twee na, met een hypermodern kapsel uit de jaren ’80. Het zou retro kunnen zijn maar dat was het duidelijk niet. Ze trotseerden swingend en met hun vingers knippend de petroleumlucht in het danstentje, en een jonge kerel die op het beton vast was begonnen zijn roes uit te slapen.
Achter een plastic bekertje ijskoud pils, wachtte ik op de dingen die komen gingen. Er gebeurde echter niets. Hier gebeurt namelijk nooit wat. Op het inslijten van rivierdalen na dan.
Volgend jaar boek ik een week.